Abscis Architecten -

Eduscript

We bouwen de school van de toekomst geënt op de school van het verleden

Abscis Architecten is al jaren een gevestigde waarde in de architectuurwereld en kan bovendien bogen op een jarenlange ervaring in tal van schoolprojecten. Medezaakvoerder en architect Piet Van Cauwenberghe bekijkt de inhaaloperatie scholenbouw met enig scepticisme. Tijdens een interessant gesprek vernemen we dat de realisatie van de school van de toekomst niet altijd verenigbaar is met de ambitieuze plannen van de inhaaloperatie scholenbouw. De portfolio van dit Gentse architectenbureau laat geen twijfel: actief in tal van sectoren, waarbij het Sint-Pietersplein in Gent, de herbestemming van de Postsite in Aalst en het nieuwe servicestation Texaco langs de E40 maar enkele opvallende voorbeelden zijn. Toch spant de sector onderwijs en onderzoek de kroon in deze uitgebreide projectenlijst. Dit is volgens architect Piet Van Cauwenberghe nooit een expliciete keuze geweest, maar eerder het aangrijpen van kansen.

COMPROMIS

Als humaniorastudent volgde Piet Van Cauwenberghe les aan de tekenacademie in Deinze. De ambitie voor een eerder artistieke carrière was al vroeg aanwezig. Zijn toenmalige lesgever, de befaamde kunstenaar Roger Raveel, wijdde hem in in een nieuwe artistieke wereld en motiveerde hem om een creatieve toekomst te kiezen. Zijn ouders stimuleerden hem echter om een compromis te vinden tussen het artistieke en het sociaal-economisch haalbare. Een studie architectuur sloot hier prima bij aan.

De volgende jaren werd het Stedelijk Hoger Instituut voor Architectuur en Stedenbouw zijn vaste stek. Nadien volgde hij nog de richting Stedenbouw in Leuven, waarna hij terechtkwam op de dienst Planning van de stad Gent. Daar werkte hij samen met een jong team aan het  eersteruimtelijk structuurplan van de stad.

“Na mijn eerste werkervaring bij de stad Gent richtte ik in 1984 samen met architect Johan Van Den Driessche het Atelier voor Architectuur en Design op”, vertelt architect  Piet van Cauwenberghe. “Toen we in 1988 de derde vennoot Frank Van Kerckhove onder de arm namen veranderden we de naam van het bureau naar Abscis, wat trouwens verwijst naar de x-as in het wiskundige assenstelsel. In 2000 verhuisden we naar het voormalige stationsgebouw in Sint-Denijs-Westrem, dat ondertussen ook te krap geworden is. Daarom verhuisden we nog maar net naar een nieuw kantoor een eindje verder in de straat, waar een dertigtal mensen werken. De directie behoudt weliswaar haar kantoren in het stationsgebouw, waar zich ook nog steeds het onthaal en de vergaderzalen bevinden.”

TYPISCHE SIGNATUUR

“In onze projecten streven we nooit een eenduidige stijl na. Onze aanpak van werken is nagenoeg wel altijd  dezelfde. We creëerden door de jaren heen een soort van bedrijfscultuur, zowel intern als extern. Onze manier van werken is resultaatgericht en leidt tot een no-nonsense architectuur. Deze opvatting leidde er onder andere toe dat we ons kantoor niet vernoemden naar een persoon. We willen absoluut geen personencultus tot stand brengen, maar een multidisciplinaire structuur nastreven die degelijkheid en continuïteit uitstraalt.”

“In onze opdrachten proberen we steeds eigentijdse antwoorden te formuleren op de ruimtelijke behoeften van vandaag. Deze oplossingsgerichte aanpak leidt tot het gewenste resultaat binnen de vooropgestelde randvoorwaarden én binnen een kwaliteitsvolle architectuur. Hoe meer randvoorwaarden of parameters, hoe complexer de opdracht. Door een zo goed mogelijk beeld te schetsen van die maatschappelijke complexiteit ontstaat een ruimtelijk product met een mooie architectuur.”

GEBOUW SPEELT ROL IN OMGEVING

Die complexiteit is prominent aanwezig wanneer we spreken over scholenbouw, een sector waarin Abscis Architecten al jarenlang actief is. Alles begon halfweg de jaren ’90 toen het architectenbureau nieuwe  studentenkamers voor de Universiteit Gent ontwierp.

“Dit was de allereerste stap die we zetten richting van onderwijsprojecten. Eigenlijk zijn we hierna nooit meer gestopt. Waarom? Je moet weten dat er aanzienlijke financiële middelen beschikbaar waren voor universiteiten en hogescholen. Dit stond en staat nog steeds in schril contrast met het gebrek aan budget in het basisonderwijs en middelbaar onderwijs. Bovendien eisten  herstructureringen zoals het BaMa-systeem en fusies tussen hogescholen een nieuwe of een verbeterde infrastructuur. Sinds de jaren ’90 kenden dergelijke bouwprojecten een sterke opmars.”

“Er is natuurlijk nog een tweede reden. We willen onze opdrachten steevast kaderen binnen een bredere ruimtelijke en maatschappelijke context, waarbij ook de economische en ecologische aspecten niet vergeten mogen worden. De gebouwen die we ontwerpen moeten een rol spelen in het sociaal-cultureel weefsel van de gebouwde of landschappelijke omgeving. Meestal gaat het dan ook over de grotere publieke of private gebouwen waarvoor een architect wordt aangeduid via een wedstrijd. Toevallig bleek de eerste wedstrijd die wij wonnen een project voor de universiteit te zijn. En dit was meteen ook het eerste project in de onderwijssfeer”

SCHOLENBOUW VERRIJKT

Scholen bouwen of renoveren is volgens Piet Van  Cauwenberghe een verrijking en een introductie tot de andere sectoren.

“Toen we de studentenkamers voor de universiteit van Gent ontwierpen, kregen we automatisch een introductie in het residentiële bouwgebeuren. Het Gentse Bijlokeproject leerde ons dan weer meer over de restauratie van een beschermd monument. Hierdoor kunnen we andere markten aanboren die ons activiteitenpallet uitbreiden. Bovendien bood onze ervaring een grote meerwaarde toen ook het basis- en middelbaar onderwijs op de kar sprongen, waardoor we onmiddellijk grootschalige projecten konden realiseren. Zo zie je maar, scholenbouw was zeker geen expliciete keuze, maar eerder het aangrijpen van aangeboden kansen.”

UITSTEL EFFECTIEVE START

De ervaring van architect Piet Van Cauwenberghe op het vlak van scholenbouw laat ons toe even te polsen naar zijn mening over de inhaaloperatie die volop aan de gang is.

“Ik heb toch een aantal bedenkingen bij het hele proces dat toch al vijf jaar aansleept. Eerst en vooral vind ik het bijzonder jammer dat het zo lang geduurd heeft vooraleer de echte inhaaloperatie van start ging. Vijf jaar stilstand is tergend lang en resulteert in een verlies van middelen en energie. Ten tweede kondigde toenmalig minister van  onderwijs Frank Vandenbroucke met veel bravoure de start van de inhaaloperatie aan, wat bij veel mensen – vooral bij de onderwijsdirecties – hoge verwachtingen schept. Verwachtingen die helaas niet snel werden ingelost,  aangezien men nog moest starten met het zoeken naar financiers, ontwerpers en zelfs scholen. Een omgekeerde manier van werken was hier misschien meer op zijn plaats. Let wel, de laatste jaren is er wel degelijk iets gebeurd. Men heeft vooral het financiële en juridische kader op punt gesteld, maar andere prioriteiten bleven links liggen. Zo was er de laatste vijf jaar geen breed debat over de al geformuleerde ideeën met betrekking tot bijvoorbeeld architectuur. Hierdoor konden deze ideeën niet rijpen en dus ook niet verbeterd worden. Men heeft niet aan de onderwijsinstellingen gevraagd hoe zij ‘de school van de toekomst’ zien. In plaats van de mensen klaar te stomen, was het hele proces jarenlang bevroren.”

Toch wil Piet Van Cauwenberghe zeker niet veralgemenen.

“Er zijn wel degelijk scholen die erover nagedacht hebben. Men heeft projecten onderzocht vanuit de behoeften, de haalbaarheid, de duurzaamheid en de energie-efficiëntie. Toch denk ik dat velen niet inzien hoe complex de bouw van toekomstscholen wel is. Na vijf jaar stilstand willen de beleidsdragers de volgende vijf jaar maar liefst anderhalf miljard euro investeren. Een spijtige zaak, want de  ontwerpers zijn nog niet gekozen en dus is er ook nog geen ontwerp, wat automatisch resulteert in een precair bouwprogramma. Alles moet snel gaan nu, waardoor men scholen zal bouwen of renoveren zonder er echt over na te denken. Nadenken over architectuur wordt enkel de verantwoordelijkheid van de architect, terwijl alle  betrokkenen hier mee over moeten debatteren en er een uitgebreide studie aan vooraf moet gaan. Wij als architecten moeten een realistisch en breed gedragen programma hebben waarbinnen we constructief kunnen werken. Wanneer de ganse idee van ‘de school van de toekomst’ afhankelijk is van de visie van enkele architecten, vrees ik dat we scholen van de toekomst zullen bouwen, die geënt zijn op de scholen uit het verleden. Niet omdat de architecten niet kunnen volgen, maar omdat de besturen, de regelgeving, het stedelijk beleid,... onvoldoende zijn voorbereid.”

SCHOLEN OP EILANDJES

Tijdens ons gesprek valt het begrip ‘school van de toekomst’ ettelijke keren. Maar we vroegen ons toch af wat dit nu precies inhoudt.

“Wil je een vooruitstrevende school bouwen, dan moet je vertrekken van een aantal principes, waarbij de pedagogische context een eerste programmapunt is. Een school begeleidt het kind naar de volwassenheid en bereidt het voor om te functioneren in een complexe maatschappij. De rol van de architect is het ontwikkelen van het stedenbouwkundig, architecturaal en ruimtelijk kader waarin het kind kan groeien. Dit proces begint al in de crèche, wat meestal een eenvoudige, beschermde ruimte is, en eindigt op de universiteit of hogeschool, waar gebouwen heel vaak deel uitmaken van de stad. Wat hiertussen ligt zijn allerlei weldoordachte gradaties waarin het kind wordt opgeleid tot volwassen medeburger.”

“De school van de toekomst is – net zoals een universiteit of hogeschool – duidelijk aanwezig in de stad, de wijk of de buurt. De school moet zich zichtbaar maken in de buurt en de buurt moet een rol spelen binnen de school. Wat we nu vaak zien zijn scholen die ingesloten liggen in een bouwblok of achter muren. Ze liggen als het ware geïsoleerd op hun eigen eilandje. Hierdoor ontstaan er heel wat verloren ruimtes zoals een speelplaats, een sportzaal of een park, die maar een vijftal keer per dag gebruikt worden. Een schrijnend gegeven als je weet dat bepaalde buurten in de stad vaak geen buitenruimte noch een groene ruimte hebben voor de bewoners.”

“Door scholen meer te mengen met stedelijke functies, willen we tegemoet komen aan de vraag naar meer openbare ruimte. Zo zullen er compatibele leefvormen ontstaan, wat resulteert in een nieuwe generatie die beter om kan met de grote mix van stedelijke activiteiten. Het is een continu zoeken naar pedagogische, stedenbouwkundige en architecturale synergiën.”

GEEN REVOLUTIE

“Helaas leeft dit standpunt nog niet bij de  onderwijsinstellingen en bij de ouders en leerlingen. De huidige structuur én denkwijze zijn hier nog niet aan aangepast. Dergelijke tendens kan dan ook niet gerealiseerd worden via een revolutie, maar moet zachtjes groeien. Er moet tijd overgaan en net die tijd hebben we de laatste jaren niet nuttig ingevuld. De discussie is te laat gestart. De scholen moeten eerst hun organisatie aanpassen, waarna wij architecturaal pas alles kunnen invullen.”

“Wat volgens mij dan de oplossing is? Ik pleit voor een finaal bouwprogramma waarbij alle factoren zoals de haalbaarheid, het budget, de omgeving, enz. getoetst zijn aan de realiteit. Pas nadien moet men een  architectuurwedstrijd uitschrijven en een architect aanduiden die een ontwerp tekent waar alle partijen zich in kunnen vinden. Dat is trouwens een heikel punt bij de meeste architectuurwedstrijden. Heel vaak keurt de jury een ontwerp goed en nadien blijkt dat de bouwheer of de vergunningsverlener om één of andere reden eigenlijk niet akkoord gaat en het ontwerp alsnog probeert af te zwakken.”

Hieronder stellen we u een aantal projecten voor die Abscis Architecten gerealiseerd heeft op het vlak van scholenbouw. 

INTERNAAT MPI ZONNEKEN/SBSO BAKEN, SINT-NIKLAAS

In Sint-Niklaas bouwde Abscis Architecten – in opdracht van AGIOn (nu: NV School Invest) - een schoolgebouw voor het lager en secundair buitengewoon onderwijs én een internaat. Met 22 klaslokalen, een turnzaal, verzorgingslokalen, de administratie en een internaat met zes leefgroepen, is dit het allereerste project van de inhaaloperatie scholenbouw. Door de verschillende opeenvolgende uitbreidingsfases en door de evolutie van de noden binnen het bijzonder onderwijs raakte het functioneren binnen de scholencampus in Sint-Niklaas sterk bemoeilijkt. Met het oog op een duurzame verdere ontwikkeling van de scholencampus, en in het bijzonder als pilootschool voor kinderen met autisme, waar termen als ‘visualisatie’ en ‘verduidelijking’ kernbegrippen vormen, is een overzichtelijke en herkenbare structuur een dringende noodzaak. Abscis Architecten ontwierp een zeer compacte school (met één bouwlaag voor de toegankelijkheid) op het vlak van ruimte-inname. Zo is uitbreiding in de toekomst perfect mogelijk. Er werd ook een nieuwe centrale as uitgewerkt, als duidelijke ruggengraat op de campus waarlangs de verschillende schoolgebouwen georganiseerd liggen, afgewisseld met een verscheidenheid aan actieve en passieve speelruimtes.

Het ontwerp voor het nieuwe schoolgebouw verenigt het gevraagde programma van MPI Zonneken, SBSO Baken en het Internaat Zonneken, en moedigt op deze wijze de boeiende synergie tussen de drie entiteiten van de campus verder aan. Toch worden schoolvoorzieningen duidelijk afgescheiden van het internaatsgedeelte, dankzij de insnijding van het volume met (deels overdekte)  buitenruimtes die als speelplaatsen fungeren. Ze vormen voor de kinderen de noodzakelijke overgang tussen de schoolse omgeving en de meer huiselijke sfeer van het internaat.

Voor de interne organisatie werd gewerkt volgens een cluster/kloostermodel: men heeft de intimiteit van een geclusterde organisatie gecombineerd met de flexibiliteit van de indeling volgens het kloostermodel. De leefgroepen worden er per twee aan elkaar gekoppeld en georganiseerd met een gemeenschappelijke circulatiegang. Twee leefgroepen vormen daarbij elkaars ‘spiegelbeeld’ tegenover een gemeenschappelijke schuifwand, zodat de twee leefgroepen onderling gemakkelijk activiteiten kunnen organiseren zonder daarbij de intimiteit van hun eigen leefruimte te verliezen. Ook wat interventie betreft biedt deze organisatie voordelen: elke begeleider kan zeer snel hulp bieden aan een collega in de ‘parallelklas’.

GO! CAMPUS NINOVE

De studie omvat een masterplan voor de volledige campus én de bouw van twee nieuwe schoolgebouwen. Beide nieuwe schoolgebouwen zorgen samen voor een extra 4.000 m oppervlakte. Dit moet toelaten om de verschillende tijdelijke paviljoenen op de site stapsgewijs te verlaten. Deze houten paviljoenen werden gebouwd in de jaren ’60 en voldoen op geen enkele manier aan de huidige normen.

Het masterplan omvat een aantal sporen. Een eerste spoor is de opwaardering van de bestaande waardevolle bebouwing op de campus. Een ander spoor is het  hergebruik van de waardevolste paviljoenen naast de strategische inplanting van nieuwe volumes. Vandaag zijn er al drie verschillende scholen (atheneum, middenschool en kleuter) op de campus aanwezig. Bijkomend wordt een vierde school, het basisonderwijs, voorzien. Het masterplan brengt de verschillende scholen samen, zonder de ruimtelijke kwaliteit van de hele campus uit het oog te verliezen. De school wordt zichtbaar in de stad en de omwonenden kunnen de omliggende terreinen gebruiken. De basis- en kleuterschool worden voorzien aan de  Dreefstraat, terwijl het atheneum en de middenschool uitgebreid worden aan de Astridlaan. De nieuwe gebouwen langs de Dreefstraat en de Astridlaan vormen tegelijkertijd een verbeterde ruimtelijke integratie van de scholencampus in de stedelijke omgeving, die vandaag geen zicht heeft naar de stad. Op termijn kan de site ook in een PPS-constructie een grote sporthal huisvesten die buiten de schooluren door derden gebruikt kan worden.

GO! MASTERPLAN CAMPUS CASINOPLEIN GENT

De voormalige veeartsenijsite op het Gentse Casinoplein krijgt een nieuwe bestemming. Sinds begin jaren ’90 is de Faculteit Diergeneeskunde van de UGent verhuisd naar Merelbeke en kwam de site leeg te staan. Door  verwaarlozing en de aanwezigheid van krakers raakten de gebouwen in verval. Na jarenlange leegstand werden de meest waardevolle gebouwen als monument beschermd. De renovatie staat dan ook in het teken van het behoud van de historische gebouwen en het vervangen van de ongeschikte gebouwen. Als uitgangspunt voor de nieuwe gebouwen werd gebruikgemaakt van de paviljoentypologie, waarbij de nieuwe gebouwen losse entiteiten zijn die afzonderlijk kunnen functioneren. De originele stijl van de paviljoenen wordt opnieuw geïntegreerd in de nieuwe gebouwen en ook de schaal en tussenafstanden tussen de paviljoenen blijven ongewijzigd. Als gevolg van de gekozen paviljoenstijl ontstaat een boeiende afwisseling van gesloten en open delen langs de buitenrand van de site. Door de gesloten muren te vervangen door een hekwerk ontstaat een maximale transparantie en ontstaan ook nieuwe doorzichten. Door de voorziene ontwikkelingen is het niet langer noodzakelijk om de toegang tot de school te behouden op de huidige plaats. De hoofdtoegang wordt aan dezelfde zijde zuidwaarts verschoven. Deze is voorzien voor alle fietsers en voetgangers, die zich vandaar naar de verschillende delen van de site kunnen begeven. Ter hoogte van het Casinoplein is een secundaire ingang voorzien die toegang geeft tot aanvullende  parkeervoorzieningen. In de binnenruimte wordt een volwaardige groene ruimte, een park, gecreëerd. In ruil voor het openstellen van het park voor de buurt na de schooluren, komt de stad tussen in de heraanleg. Op termijn hoopt men ook de sportzalen en de ondergrondse parking te laten gebruiken door de buurt.

Bron: Eduscript, 2010

Delen